Kunst en literatuur

Uit GeschiedenisJapan

Leidraad

In de tweede helft van de Meiji-periode maakte Japan kennis met het realisme, de romantiek en later ook het naturalisme, dat een getrouwe en ongevleide weergave van mens en maatschappij nastreefde. In de beeldende kunsten kwam er, mede in verband met het opflakkerende nationalisme, een herwaardering van de inheemse schilderstijlen. Daarnaast was er een sterke stroming van door het Westen beïnvloede impressionisten.

Literatuur

Realisme

In de jaren 1880 breekt het realisme vrij bruusk door in de Japanse letteren. De grote voortrekker van deze stroming was Tsubouchi Shōyō 坪内逍遥 (1859-1935), die een tweedelig theoretisch werk schreef, Shōsetsu Shinzui 小説真髄 ('Het wezen van de roman'), waarin hij poneert dat literatuur zowel psychologisch als objectief- realistisch moet zijn. Hij zet zich af tegen de traditionele literatuur, die stichtend behoorde te zijn en waarin goed en kwaad en de uitingen van beide polen precies waren vastgelegd. Hij paste zijn theorie zelf toe in zijn romans, maar met ongelijk succes. Veel geslaagder waren de pogingen van Futabatei Shimei 二葉亭四迷 (1864-1909), schrijver en journalist. Hij was de eerste die de spreektaal als volwaardig literair medium gebruikte. Hij vertaalde meerdere auteurs uit de klassieke Russische literatuur en onderging er de invloed van in eigen creatief werk. Zijn bekendste werk is Ukigumo 浮雲 ('Vlietende wolken'), waarin hij de psychologische ontwikkeling van de hoofdfiguur in fijn detail beschrijft. Het is de eerste belangrijke realistische roman in Japan. Onder de invloed van Futabatei stond Ozaki Kōyō 尾崎紅葉(1867-1903), wiens bekendste werk Konjiki Yasha 金色夜叉 ('De goudkleurige duivelin') is. Dit werk is opmerkelijk door zijn beschrijving van Edo en de couleur locale die erin verwerkt is. In 1885 stichtte hij met enkele andere schrijvers het Genootschap Vrienden van de Inktsteen (Ken'yū-sha 硯友社). Hun tijdschrift Garakuta Bunko 我楽多文庫 ('De brocante boekerij') leverde een belangrijke bijdrage tot het gebruik van de spreektaal als literair medium.

In 1882 verscheen Shintaishi-shō 新体詩抄 ('Een bloemlezing van gedichten in nieuwe stijl'). Dit was een bundel van in het Japans vertaalde westerse gedichten, bezorgd door onder andere Toyama Masakazu 外山正一, die het gebruik van een Japans alfabet verdedigde, Yatabe Ryōkichi 矢田部良吉, .... Hun doelstelling was de westerse dichtkunst naar vorm en geest na te volgen. Dit belette niet dat ook de traditionele genres waka 和歌 en haiku 俳句 hun verdedigers vonden. In 1893 stelde Ochiai Naobumi 落合直文 vernieuwingen in het waka-genre voor. Masaoka Shiki 正岡子規 (1867-1902) streefde naar een vernieuwing van tanka en haiku door een realistische en natuurgetrouwe benadering. Hij had een grote invloed op zijn leerlingen en navolgers.

Idealisme en Romantiek

Het rauwe en ongezouten naturalisme sprak lang niet iedereen aan. Anderzijds leefde het land in de jaren 1890 in een sfeer van patriottisme, oorlogskoorts en heroïek. Daardoor was er grote belangstelling voor subjectivistische, utopische en gevoelsgeladen stromingen in de literatuur. Een vooraanstaand vertegenwoordiger van idealisme en classicisme was Kōda Rohan 幸田露半 (1867-1947). Tot zijn bekendste werken behoren Unmei 運命 ('Het Lot') en de biografie Yoritomo 頼朝. De grote vernieuwer in de dichtkunst was Kitamura Tōkoku 北村透谷 (1868-1894), stichter van het tijdschrift Bungakkai 文学界 ('De Wereld der Letteren').In zijn kritische essay Naibu seimei-ron 内部生命論 ('Een vertoog over het innerlijke leven')hield hij een vurig pleidooi voor de bevrijding van het individu en de vrijheid van de mens.

Shimazaki Tōson 島崎藤村 (1872-1943), die meewerkte aan Kitamura's tijdschrift, legde de basis van het lyrisch romantisme in zijn dichtbundel Wakana-shū 若菜集, die de jeugdige onbezonnenheid en de passie bezingt. Andere dichters van romantische werken zijn Mori Ōgai 森鴎外, Susukida Kyūkin 薄田泣菫, Ueda Bin 上田敏, .... In 1900 richtte Yosano Tekkan 与謝野鉄幹 samen met zijn vrouw Yosano Akiko 与謝野晶子 het Genootschap van de Nieuwe Poëzie (Shinshisha 新詩社) op. Het publiceerde het tijdschrift Myōjō 明星 ('Morgenster'). Tekkans gedichten waren gepassioneerd romantisch. Zijn vrouw Akiko poogde via haar gedichten ook de maatschappij te beïnvloeden. Haar bundel Midaregami 乱れ髪 ('Verwarde haren') pretendeerde een instrument te zijn van de vrouwenemancipatie door op te roepen tot het verbreken van geestelijke en lichamelijke kluisters. Met de dichters Takamura Kōtarō 高村光太郎,Ishikawa Takuboku 石川啄木 en Kitahara Hakushū 北原白秋 vormden zij de Myōjōha 明星派 ('De Morgensterschool'), die de waka wilde vernieuwen.

Als concurrenten die een andere vorm van vernieuwing nastreefden, stichtten in 1908 leerlingen van Shiki het tijdschrift Araragi アララギ, dat al snel Myōjō overvleugelde. Het is nog steeds een vooraanstaand tanka 短歌-magazine. In de waka speelde ook Sasaki Nobutsune 佐左木信綱 een vooraanstaande rol. Hij was de drijvende kracht achter het tijdschrift Kokoro no hana 心の花 ('Bloem van het hart'), dat zoveel mogelijk wenste aan te sluiten bij een traditionele romantiek. Hij was ook een kenner van de Man'yōshū. Het haiku-tijdschrift Hototogisu ホトトギス ('Het koekoekje') werd geleid door leerlingen van Shiki, onder andere Takahama Kyoshi 高浜虚子 (1874-1959), en Kawahigashi Hekigodō 河東碧梧桐. Deze laatste zou zich later afzetten tegen het subjectivisme van Kyoshi en de meer objectieve Nihonha 日本派 scheppen.

In de romanliteratuur zijn de meest representatieve werken uit de romantische school Gyūniku to bareisho 牛肉と馬鈴薯 ('Rundsvlees en aardappelen') van Kunikida Doppo 国木田独歩, en de werken Teriha Kyōgen 照葉狂言, Kōya Hijiri 高野聖 e.a. van Izumi Kyōka 泉鏡花. Een schrijfster die met veel verve het leven van vrouwen in de benedenstad van Tōkyō beschreef, was Higuchi Ichiyō 樋口一葉 (1872-1896). De bedoeling van de auteurs uit deze periode was door hun meeslepende stijl en overtuigende ik-verhalen het publiek te emanciperen en de weg naar de moderne tijd te wijzen.

Naturalisme

Na de romantiek keerde de slinger weer naar het andere uiterste. Onder de invloed van de theorieën en literaire werken van Zola en de Maupassant werd niet alleen geprobeerd de werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk te beschrijven maar bovendien door te dringen tot de kern van de sociale realiteit door een grondige analyse van mens en maatschappij. Wegens de enorme veranderingen in de sociaaleconomische realiteit slaagde geen enkele auteur erin een helder inzicht te verwerven in wat er met Japan als natie aan de hand was, zodat het naturalisme verviel in de confessionele ik-roman (Watakushi-shōsetsu 私小説), geconcentreerd op de ervaringen en zieleroerselen van de auteur. Baanbrekende werken waren Musashino 武蔵野 van Kunikida Doppo en Hayari uta はやり唄 van Kosugi Tengai 小杉天外, maar de naturalistische roman kreeg pas een eigen gelaat met Hakai 破戒 van Shimazaki Tōson 島崎藤村 en Futon 蒲団 van Tayama Katai 田山花袋.

De voornaamste naturalistische romans zijn Inaka kyōshi 田舎教師, Ippeisotsu no jūsatsu 一兵卒の銃殺, Sei 生 en Tsuma 妻 van Tayama Katai, Ashiato 足跡 en Arakure あらくれ van Tokuda Shūsei 徳田秋声, Tsuchi 土 van Nagatsuka Takashi 長塚節, en Doko e 何処へ van Masamune Hakuchō 正宗白鳥. Binnen het naturalisme ontstonden kleinere stromingen, zoals de sociale roman (shakai-shōsetsu 社会小説) met als belangrijkste voorbeelden Kokushu van Tokutomi Roka 徳冨蘆花, Otto no Jihaku 良人の自白 en Hi no Hashira 火の柱 van Kinoshita Naoe. Een andere stroming was de 'huiselijke roman' (katei-shōsetsu 家庭小説) met als voorbeeld Hototogisu 不如帰 van Tokutomi Roka. Later zou het naturalisme naar een soort esthetisme evolueren, voornamelijk door de grote invloed van Nagai Kafū 永井荷風 met werken als Sumidagawa すみだ川, Amerika Monogatari あめりか物語 en de werken van Tanizaki Jun'ichirō 谷崎潤一郎.

Binnen het naturalisme waren de bekendste dichters Onoe Saishū 尾上柴舟 en zijn leerling Wakayama Bokusui 若山牧水(1885-1928), verder Maeda Yūgure 前田夕暮 en Kaneko Kun'en 金子薫園. Zij muntten uit door een beschrijvende naturalistische stijl. Ishikawa Takuboku 石川啄木 trachtte de waka te vernieuwen door er drieregelige verzen van te maken. Hij behandelde vooral de problematiek van het dagelijkse leven. Aan het einde van zijn korte leven kwam hij onder de invloed van het socialisme en trachtte hij geëngageerde socialistische verzen uit te geven, maar hij stootte op de censuur. De uit de romantiek afkomstige Sōma Gyōfu 相馬御風 en Miki Rofū 三木露風 poogden het naturalisme te verrijken door het invoeren van een vrije stijl gebaseerd op de gesproken taal. Er ontstond ook een stroming van symbolistische poëzie, waarvan de voornaamste vertegenwoordigers waren Kanbara Ariake 蒲原有明 met Shunchō-shū 春鳥集 en Ariake-shū 有明集, Kitahara Hakushū met zijn bundel Jashūmon 邪宗門 en Takamura Kōtarō.

Mori Ōgai 森鴎外 en Natsume Sōseki 夏目漱石

Hoewel het moeilijk is deze twee auteurs ergens in een school of stroming onder te brengen, of misschien juist daarom, worden ze algemeen erkend als de belangrijkste schrijvers van hun tijd. Mori Ōgai 森鴎外 was een vooraanstaand legerarts, die in Duitsland had gestudeerd. Hij was zeer veelzijdig en uiterst productief. Hij vertaalde tal van westerse meesterwerken, waaronder Faust van Goethe. Daarnaast genoot hij grote bekendheid als literair criticus in het door hemzelf uitgegeven blad Shigarami-sōshi しがらみ草紙. Ook als romanschrijver leverde hij enkele meesterwerkjes af, zoals Seinen 青年 ('Jongen') en Gan 雁 ('Wilde Gans'). Natsume Sōseki 夏目漱石 was dichter en romanschrijver. Tijdens een studieverblijf in Europa (1900-1903) onderging hij een sterke westerse invloed, in het bijzonder van het individualisme. Zijn romans zijn origineel qua thema en ademen een bijzondere sfeer uit. Zijn taalgebruik is meesterlijk en vaak klinkt er onderdrukte ironie doorheen. Tot zijn bekendste werken behoren Wagahai wa neko de aru 吾輩は猫である ('Een kat ben ik') en Botchan 坊っちゃん('Het joch').

Internationale uitstraling van de Japanse cultuur

We mogen hier niet voorbijgaan aan de belangrijke bijdrage die Lafcadio Hearn leverde met zijn vele studies en boeken. Hij liet zich naturaliseren en nam als naam Koizumi Yakumo 小泉八雲. De bekendste van zijn Engelstalige werken zijn Kokoro 心 en Glimpses of Unfamiliar Japan.

Beeldende kunsten en architectuur

Herleving van de inheemse stijlen

De Japanners gingen in hun grote appetijt voor de modernisering zo ver dat zij alles wat naar traditie rook gingen veronachtzamen. Dit werd op overtuigende wijze aangetoond door de Amerikaan Ernest Fenollosa. Hij koesterde een grote bewondering voor de klassieke Japanse kunsttraditie en spoorde de Japanners aan ze te herwaarderen. Daartoe richtte hij een vereniging op, waarvan ook Okakura Tenshin 岡倉天心 (1862-1913) deel uitmaakte. In 1888 kon de Nihon Bijutsu Gakkō 日本美術学校(De School voor Japanse Kunst) opgericht worden. Onder hun invloed begon de Japanse overheid aan het catalogeren van alle kunstschatten die nog in het land aanwezig waren, zodat er een wetgeving kon komen op de bescherming van kunstwerken. Okakura legde de basis voor de stichting van de Japanse Academie voor Schone Kunsten de Nihon Bijutsu-in 日本美術院 die prestigieuze tentoonstellingen (inten 院展) organiseerde. Later werd hij conservator van het Departement voor Oosterse Kunst van het Museum in Boston (waar o.a. de rijke collecties van Fenollosa bewaard werden). Hij schreef een inleiding tot de Japanse cultuur onder de titel The Book of Tea, dat een ruime verspreiding kende in de Verenigde Staten en Europa. Ook Cees Nooteboom verwijst in zijn roman Rituelen (1980) nog uitgebreid naar dit essay.

Als tegenhanger van deze Academie organiseerde de Japanse overheid, via het ministerie voor Onderwijs, een eigen tentoonstelling, de Monbushō bijutsu-ten 文部省美術展. In Kyōto groeide een levendige school van westers georiënteerde kunstenaars, vooral geïnspireerd door Takeuchi Seihō 竹内栖鳳 (1864-1942).

Westerse schilderstijlen

Bij de aanvang van de Meiji-periode waren er reeds enkele schilders als Asai Chū 浅井忠 en Koyama Shōtarō 小山正太郎, die onder de invloed van de Italiaan Antonio Fontanesi in westerse trant schilderden. Door de groeiende belangstelling voor de Japanse culturele traditie en identiteit verzeilde hun werk echter naar het achterplan. Daarom groepeerden Asai, Koyama en enkele andere vooraanstaande schilders in westerse trant zich in 1889 in de Meiji bijutsu Kai 明治美術会(Kunstvereniging Meiji). Kuroda Seiki 黒田清輝 en Kume Keiichirō 久米桂一郎 verlieten de groep in 1896 en stichtten de Hakuba Kai 白馬会 (Vereniging Het Witte Paard). Beide hadden in Frankrijk gestudeerd en werkten in de trant van het pleinairisme.

Beeldhouwkunst

In de beeldhouwkunst vinden we weinig grote werken. Het voorbeeld van de Italiaan Ragusa werd nagevolgd, onder andere door Shinkai Taketarō 新海竹太郎 en Hagiwara Morie 萩原守衛, die lessen volgde bij Rodin.

Architectuur

De belangrijkste gebouwen van deze tijd werden opgericht in westerse stijl, met gebruik van baksteen en natuursteen. De Brit Josiah Conder ontwierp gebouwen als het Keizerlijk Museum van Tōkyō, de Rokumeikan 鹿鳴館 (de Hal van de Herteroep), .... Zijn voornaamste pupil was Tatsuno Kingo 辰野金語 (1854-1919) die de hoofdzetel van de Nationale Bank en het station van Tōkyō ontwierp.

Podiumkunsten

Muziek

In 1887 werd de Tōkyō Ongaku Gakkō 東京音楽学校(het Conservatorium van Tōkyō) opgericht, die zich snel ontwikkelde onder leiding van Izawa Shūji 伊沢修二. In 1903 werd onder de directie van Miura Tomaki voor het eerst een westerse opera opgevoerd. De invoering van de liedvorm, van in het onderwijs en vooral het stimuleren van krijgshaftige marsmuziek in de periode van de oorlogen tegen China en Rusland zorgde voor een snelle inburgering van westerse genres en uitvoeringstechnieken (fanfares bijvoorbeeld). De invoering van de fonograaf droeg daar nog verder toe bij. In 1909 werd het Hibiya Muziekensemble opgericht en in 1910 het Filharmonisch Orkest van Tōkyō, dat regelmatig concerten van westerse muziek ten gehore bracht. De bekendste componist uit deze tijd was de jonggestorven Taki Rentarō 滝廉太郎 (1879-1903) die vooral liederen componeerde.

Kabuki 歌舞伎

Onder impuls van Kawatake Mokuami 河竹黙阿弥 - onderging het kabuki 歌舞伎-theater grondige vernieuwingen. Zijn stukken, voor het eerst opgevoerd in Ōsaka in 1872, werden omschreven als zangiri-mono 散切物 en katsureki-mono 活歴物, wat betekent dat de acteurs hun haar naar westerse mode droegen. Hij schreef eveneens realistische toneelstukken waarin de historische feiten zo getrouw mogelijk werden weergegeven.

Terwijl het kabuki een zekere verwestersing onderging, ontstond in deze tijd van verwoed 'europeanisme' de Engeki kairyō kai 演劇改良会 (Vereniging voor een Beter Theater), die volledig westers theater trachtte te bevorderen, maar het initiatief kende weinig succes, in tegenstelling tot kabuki dat door het nationalisme opbloeide. In 1889 ontstond in Tōkyō het theater Kabukiza 歌舞伎座, met als belangrijkste acteur Ichikawa Danjurō IX 市川団十郎, wellicht de beste acteur van de Meiji-periode.

Dramaturgen van de Nieuwe Lichting

Het Sōshi shibai 壮士芝居 werd door Kawakami Otojirō 川上音二郎 opgericht als tegenhanger van het klassieke kabuki. Inhoudelijk was het doordrongen van de denkbeelden van het liberalisme, onder meer in verband met de democratie. Samen met zijn vrouw was Kawakami de bezielende kracht van deze theatervorm, die al snel de naam Shinpageki 新派劇 ('Theater van de Nieuwe Lichting') kreeg. Dit nieuwe theater kende zijn grootste populariteit in het eerste decennium van de twintigste eeuw, toen een leerling van Kawakami, Ii Yōhō 伊井蓉峰 optrad in stukken over de oorlog en romantische drama's.

Het nieuwe theater

De dramaturgen van de Nieuwe Lichting brachten hoofdzakelijk politiek toneel. Het Shingeki 新劇 ('het nieuwe theater') daarentegen was een stroming die onder impuls van auteurs als onder andere Mori Ōgai 森鴎外, Shimamura Hōgetsu 島村抱月, Osanai Kaoru 小山内薫 echt modern theater wou opvoeren, naar het leven getekend. In 1906 richtte Tsubouchi Shōyō de Bungei kyōkai 文芸協会 op, die aandacht begon te besteden aan de acteursopleiding. Er ontstonden ook andere groepen, zoals in 1909 de Jiyū gekijō 自由劇場 en in 1913 de Geijutsu-za 芸術座. Ze droegen er alle toe bij dat het westers drama vaste voet kreeg in Japan.